Wist je dat er baksteenovens in de omgeving van Lissewege waren?
In de omgeving van Lissewege werden in de jaren tachtig en negentig archeologische resten van baksteenovens aangetroffen. Zowel in 1986 in Ramskapelle, ten zuiden van het vroegere domein van Ayshove als naar aanleiding van bagger- en ophogingswerken in de achterhaven van Zeebrugge, in de omgeving van de Peakshave van Distrigas in 1999-2000 werden er resten van baksteenovens gevonden. De hele regio tussen Dudzele, Lissewege en Ramskapelle was doorspekt met baksteenovens, aangezien alle materialen voor het maken van bakstenen overvloedig aanwezig waren. Je had klei (grondstof) en veen (brandstof) in de streek aanwezig waren. Het gaat om veldovens die niet ingegraven zijn in de bodem, maar ommuurd.
De bouwactiviteiten in de omgeving van Brugge
Brugge en omstreken kende een enorme bouwwoede in de middeleeuwen: stadspoorten, omwallingen, de Waterhalle, het belfort, kerken, kastelen en abdijen moesten worden gebouwd. Zo eisten de stadspoorten Smedenpoort, Boeveriepoort en Ezelpoort maar liefst 1 miljoen karelen of bakstenen op per poort. De vroegste bakstenen, bijv. Sint-Janshospitaal en de westtoren van de Sint-Salvatorskathedraal werden gemaakt met tufsteen, een steen van vulkanische oorsprong op de Eifel. De natuurstenen hadden ook een decoratieve functie door het gebruik van verschillende kleuren, bijv. afwisseling van bleke tufsteenlagen met rode baksteenlagen.
Later werd de tufsteen achterwege gelaten, zoals bijv. de noordelijke ziekenzaal in het Sint-Janshospitaal (1266-1280). Tijdens de laatste drie decennia van de dertiende eeuw is de dominantie van baksteen als duurzaam bouwmateriaal volledig: je kan dit zien aan de bouw van Sint-Salvator, Sint-Jacob en Sint-Gillis of het belfort. Zo werd de zuidelijke ziekenzaal van Sint-Janshospitaal gebouwd met bakstenen die in Zuienkerke werden gemaakt.
In de polders bestonden reeds vĆ³Ć³r 1300 steenbakkerijen; reeds in 1284 werkte een tegelrie of baksteenoven langs de Lisseweegse Watergang. Volgens de stadsrekening van 1299 kocht Brugge voor 188 pond par. tegelen, waarvan een deel uit Dudzele en uit Ramskapelle kwamen. Later besloot Brugge om eigen baksteenovens te exploiteren in Ramskapelle, wellicht omdat dit gemakkelijker was. Maar dit duurde maar tot 1418, dan is er geen spoor meer te vinden van de eigen baksteenoven.
De bakstenen gebruikt in Lissewege en Ter Doest
De bakstenen in de kerk van Lissewege
Foto: Bruno Jacxsens
De kerk van Lissewege heeft achteraan het koor langs de buitenzijde nog Romaanse stenen, maar de rest van de kerk bestaat uit bakstenen. De zogezegde moefen. Een Brugse moef is een grote handgevormde baksteen. Een baksteen werd ook een "quareel teghele", ofwel "quareel" (meerv. quareele), ofwel "teghele" (meervoud "teghelen") genoemd, zoals blijkt uit stadsrekeningen van Brugge. Waar deze exact vandaan kwamen, is niet geweten. Of zij kwamen van de site op Ter Doest is onzeker, want de monniken hadden zelf de bakstenen nodig die zij bakten voor de bouw en verbouwing van hun eigen kerk en abdij. De aanvoer van bakstenen gebeurden via de Lisseweegse Watergang, de Lisseweegse Eede (nu Lisseweegs Vaartje) door de vlotters, zoals de schippers van de platte vaartuigen heetten. De arduinen stenen die je in de kerk kan zien kwamen van Doornik. Op de markt van Lissewege kan je nog het poortje zien waarlangs de bakstenen van het water naar de kerk werden gebracht.
De bakstenen in Ter Doest in Lissewege
Aan Ter Doest heb je een natuurgebied met een grote waterplas. Op die plaats wonnen de monniken turf en bakstenen voor hun abdij, de hoeve en hun abdijkerk die iets kleiner was dan de parochiekerk, maar ook gewijd was aan Onze Lieve Vrouw. In totaal is er een gebied van 25 hectare door de monniken afgegraven. Vandaar dat er straten in de buurt Monnikewerve heten. De vroegere naam was Monnikemoere, het moeras van de paters.
Luchtfoto Ter Doest. Je ziet duidelijk waar de molen was. Foto door Johan Desmet.
De abdijschuur is het enige gebouw dat je nog kan zien waarin de oorspronkelijke moefen zijn verwerkt. Wellicht dateert de schuur uit de periode 1270-1280, maar de dakkap zou een eeuw jonger zijn. Ofwel is de dakkap een nieuwe constructie op een bakstenen karkas uit de periode 1270-1280 ofwel zijn de bakstenen toch even oud als de dakkap, wat betekent dat de vroegere datering zou moeten herzien worden. Maar dat zou betekenen dat men toen ook aan recyclage deed en oudere bakstenen, metseltechnieken en siervormen gebruikte. Ofwel waren de monniken niet mee met hun tijd š
Bronnen:
OOST, T. en VAN DE VOORDE, E, "In vuur en vlam. Omgaan met baksteenerfgoed in Vlaanderen", Jaarboek van geschiedenis en volkskunde, 2009.
COORNAERT, M., "De steenbakkerij van de stad Brugge", Rond de Poldertorens, 1965, 42-53
HUYGHE, J., Archeologisch onderzoek in de achterhaven van Zeebrugge in 2008 (Raakvlak).