Lissewege wordt 'het witte dorp' genoemd. Natuurlijk omdat de huizen zo wit zijn. Hoelang dit al zo is, is mij niet bekend. Maar ik was nieuwsgierig en ben wel op zoek gegaan naar de uitleg over de witte gevels in Lissewege. Dat vond ik bij een artikel van schrijver Johan Ballegeer uit 2000.
Bij het bouwen van een nieuwe woning met de poreuze bakstenen die uit de polderklei waren gebakken, moest om ervoor te zorgen dat de muren waterdicht bleven, de muren āgekaleidā (ook wel āgemollegrauwdā genoemd). Dit kaleien gebeurde door de muren in te smeren met een dun mengsel van cement in water (mollegrauwen was eerder schoorsteenroet in water dat op de muren werd gesmeerd), waarop een eerste laag witte kalk kwam. Maar omdat het wit niet te veel zou schitteren, werd er blauwsel toegevoegd. Als men het witsel nog beter wou doen hechten, deed men er groene zachte zeep bij. Elk jaar tegen begin juli, Lissewege kermis, werd de gevel opnieuw gewit. Dit gebeurde om de felle zonnestralen af te doen ketsen van de witte gevel, waardoor het koeler was in huis (kunnen we misschien iets van leren).
Foto uit Desnerck, G.; Desnerck, R. (1974). Vlaamse visserij en vissersvaartuigen: 1. De havens. Oostduinkerke. 256 pag. via Wetenschatten, vier eeuwen kustonderzoek in beeld, Vlaams Instituut van de Zee.
Het zwart onderaan de huizen was door in te smeren met koolteer, zo'n 50-60cm, tegen de drup die van de dakpannen viel, want niet alle dakpannen hadden een dakgoot. Dat het ook goed was tegen de 'sporen' van wildplassers was natuurlijk ook meegenomen.
De luiken in Lissewege aan de ramen waren over het algemeen wit en groen. Op sommige boerderijen waren de luiken soms donkerrood en wit. Allemaal kleuren die terugkeren in het wapenschild van Lissewege: wit, groen en rood.
Bron: BALLEGEER, J., "Wandeling in het rustieke Lissewege", Rond de Poldertorens, 2000, 84-92.