Burgerslachtoffers en vluchtelingen WO I in Lissewege
De oorlog in OekraĆÆne doet je eens nadenken. Lissewege was tijdens WO I bezet door de Duitsers. Hoe zou het toen geweest zijn? Dus ik ging op zoek.
Op 10 juni 1914 werd een brief door de Gendarmerie van het district Brugge gestuurd naar het gemeentebestuur van Lissewege waarin er werd gevraagd om de militaire dienstplichtigen van de klassen 1901 tot en met 1912 op te roepen om op 16 juli 1914 om 16u40 naar de gemeenteschool te gaan. Het duurde nog 14 dagen en het was oorlog: namelijk op 4 augustus 1914 brak WO I uit in Belgiƫ.
De vlucht naar het neutrale Nederland
Maar waar weinig bij stilgestaan wordt, is dat er ook burgerslachtoffers vielen. Nochtans waren we hier niet aan het front, dat was veel verder gelegen. In Lissewege waren de Duitsers van de marine aanwezig, het Marinekorps Flandern, onder het bevel van Admiraal Ludwig von Schroeder, maar daardoor stierven er geen dorpelingen. Er stierven wel twee jonge mannen omdat ze vluchtten naar Nederland. Nederland was tijdens WO I neutraal en veel Belgen vluchtten naar daar toen de Duitsers BelgiĆ« binnenvielen. De Belgische kust werd door de Duitsers bezet rond 16-17 oktober 1914 tot ze tegengehouden werden aan de IJzer. Ook soldaten die niet tijdig weg raakten, gingen naar Nederland. Omdat Nederland echter neutraal was, werden de soldaten ontwapend en moesten ze geĆÆnterneerd worden in kampen. Soms kwam ook de familie van de gevangen soldaten naar Nederland om dichter bij hun man of vader te kunnen zijn. Er zouden zo'n 105.000 Belgische vluchtelingen tijdens WO I in Nederland verbleven hebben. Maar ook later in de oorlog was het land een toevluchtsoord, o.a. voor wie niet naar het front wou. Er werd dus niet enkel naar Engeland gevlucht (lees hier het verhaal van Alida Gunst uit Lissewege) Nederland kon het aantal vluchtelingen moeilijk aan. Je leest er meer over in dit artikel.
Lissewege en het Marinekorps Flandern
Lissewege maakte deel uit van het Marinegebied of Gruppe Nord, dat zich uitstrekte tussen de Noordzee, de Nederlandse grens en de IJzer. In het zuiden kwam het tot en met de volgende gemeenten Maldegem, Middelburg, Moerkerke, Sijsele, Oedelem, Oostkanp, St.-Michiels, St.-Andries, Snellegem, Zerkegem, Westkerke, Roksem, Gistel, Zevekote. Von Schroeder besliste op 28 oktober 1914 dat de burgerbevolking beperkt moest worden in zijn verplaatsingen. Om in dit gebied van de ene gemeente naar de andere te gaan, was een toelating van de Duitsers nodig. De toegang tot de zeedijk en het strand werd aan de burgerbevolking verboden. De huizen op de zeedijk moesten worden ontruimd. Vanaf 20 uur was er een avondklok vastgesteld; alle samenscholingen waren verboden en de burgers moesten hun wapens afleveren. Reizen per fiets of per auto was verboden, zodat je als het ware opgesloten was in je eigen gemeente.
Admiraal von Schroeder - bron: Wikipedia
UB 10, de schrik van de Noordzee die jarenlang op het strand van Zeebrugge begraven lag - bron: Nieuwsblad
Overal in de duinen werden bunkers gebouwd en artilleriestellingen aangelegd. Tussen de batterijen waren overal infanteriestellingen gebouwd met bunkers terwijl het strand volledig afgesperd was met prikkeldraad. Het Marinekorps beschikte altijd over een infanteriedivisie om deze stellingen te bezetten wanneer er gevaar dreigde. Deze troepen waren ondergebracht in steden en dorpen langs de kust, dus ook in Lissewege. Langs de Belgisch-Nederlandse grens verdedigingswerken aangelegd; namelijk bunkers en infanterieĀ¬stellingen, die bij een Engelse aanval langs de Westerschelde door de Duitse troepen zouden bezet worden.
Opeisingen door de Duitsers
Op 22 juni 1916 vaardigde von Schroeder een algemeen bevel uit, waarbij de burgerlijke bevolking zou tewerk gesteld worden bij de Duitsers, o.a. voor de verdedigingswerken. Op 3 oktober 1916 werden alle mannelijke inwoners tussen 16 en 50 jaar opgeschreven voor een eventuele tewerkstelling bij het Duitse leger, niet alleen aan de Nederlandse grens, maar ook langs de kust en achter het IJzerfront.
Een zeldzame, want clandestiene foto op 16/08/1916 van opgeƫiste werkers in de parochieschool in de Venkelstraat te Brugge - bron: Beeldbank Brugge
Nederland vreesde een Engelse landing in de Westerschelde richting Belgische kust. Deze vrees was er vooral vanaf februari 1917 toen de Duitsers de onbeperkte duikbotenoorlog hadden afgekondigd. De Duitse duikboten uit Zeebrugge berokkenden veel schade aan de Engelse scheepvaart. Daarom had de Engelse Admiraliteit als doel om zoveel mogelijk duikboten te vernietigen. De beschietingen vanuit zee, net als de luchtbombardementen leverden onvoldoende resultaat op. Er werd een andere strategie gekozen: in de nacht van 22 op 23 april 1918 deed de Engelse vloot een grootse poging om de haven van Zeebrugge te versperren.
De Duitse keizer Wilhelm en admiraal van Schroeder achter hem bij het verlaten van de OLV-kerk in Brugge op 24-04-1918 - bron: Beeldbank Brugge
Aanvalsplan van de Engelse in Zeebrugge op 22-23 april 1918, ondertekend door admiraal Keyes - bron: Beeldbank Brugge
Ook in Lissewege werd er opgeƫist
Overal was de mannelijke bevolking opgeƫist. Begin mei 1917 zaten veel Lissewegenaars en streekgenoten in Lapscheure. Ze lagen ingekwartierd in de school en om de drie dagen gingen ze naar huis om proviand, maar dat had problemen gegeven met de Duitsers. Die wilden dat iedereen zijn rantsoenbonnetjes zou meebrengen en ter plaatse in Lapscheure hun eten zouden aanschaffen. Maar daar kwam protest tegen en dat ging niet door. Zo kon men regelmatig in contact blijven met thuis.
De opgeƫiste jonge mannen werkten aan de verdedigingswerken vlak bij de grens en zijn dodelijke draadversperring: de dodendraad. Deze dodendraad stond onder elektrische hoogspanning en was zes draden hoog met een tussenruimte van 25 tot 30 cm. Voor en achter, op ongeveer 150 cm was nog een stel prikkeldraden gespannen om te vermijden dat iemand per ongeluk tegen die stroomdraden zou lopen. Af en toe moest deze strook, tussen de draden, gemaaid worden en gekuist om de overwoekering van gras en onkruid te voorkomen. Op dat ogenblik moest van die sectie van de dodendraad de stroom afgesneden worden en waren de draden dus ongevaarlijk.
De dodendraad bij Sluis - bron: Wikimedia
De vlucht van Lissewegenaars naar Nederland
Een vijftal jonge gasten, namelijk Domenic RenƩ, Pollet Petrus en Vandepitte Camiel uit Lissewege, evenals Naessens Leon en Mercier Georges uit Zeebrugge, waren daar regelmatig aan ' 't werk en wisten dat de draad soms zonder elektriciteit was. Waar ze aan het werk waren, maakte de grens een bocht en een rij knotwilgen bemoeilijkte het zicht voor de schildwacht. Daardoor konden ze ongemerkt tot vlak bij de draad komen. Ze besloten een poging te wagen en planden hun vlucht op 29 mei om 12 uur.
Demonie was iets te laat doordat hij de tram die toen nog reed in Dudzele miste. De andere vier waren al aan de overkant in Nederland, toen hij nog onder de draad aan het kruipen was. Hij was er juist onderdoor gekropen toen er geschoten werd, maar hij kon zich nog vlug verstoppen in een bonenveld. De Nederlandse schildwacht wachtte hen op, maar ze waren vrij! Ze gingen gaan werken bij boeren in Aardenburg en St.-Anna Ter Muiden. Soms kwamen ze samen of probeerden ze kennissen te zien om boodschappen naar huis te kunnen meegeven. Tja, internet bestond nog niet natuurlijk. Hun familie thuis werd ondervraagd door de Duitsers over de ontsnapping, maar omdat ze zoals normaal vertrokken waren met hun werkplunje kon de familie niet beschuldigd worden van medewerking.
Camiel Vandepitte werd eens betrapt toen hij een boodschap wou meegeven omdat hij binnen de verboden 50 meter zone stond van de dodendraad. Hij werd gestraft en verder weg in Nederland geplaatst, over de Westerschelde, waarop de Lissewegenaars besloten (met uitzondering van Pollet) om naar Frankrijk te gaan. Via Folkstone (Engeland) kwam Camiel Vandepitte uiteindelijk in het opleidingskamp van Coutance in Cherbourg terecht, waardoor hij in 1918 aan het front vocht totdat hij gekwetst werd.
Een mislukte vluchtpoging
Minder goed verging het ValĆØre Bruggeman (Ā°8/6/1899) en Leonard Taillaert (Ā°24/11/1900). Twee jonge, ongehuwde jonge gasten van 18 jaar. Zij probeerden in 1918 ook de dodendraad over te steken naar Nederland, maar ze werden gevat in Knokke en als burgerlijke gevangene overgebracht naar het kamp van Chiers (vroeger het fort van Sedan in Frankrijk). Ze overleden beiden in het lazaret des RĆ©collets te Longwy (Meurthe-et-Moselle, Frankrijk) van ontbering. ValĆØre stierf op 8 maart 1918 nadat Leonard de dag voordien al was gestorven. Ze werden daar beiden begraven.
Koning Albert I en de Engelse koning George op 9-12-1918 bij een bezoek aan het strand van Zeebrugge na het einde van WO I - bron: Beeldbank Brugge.