Een mottekasteel is een kasteel op kleine, kunstmatig opgehoogde heuvel met een gracht errond. Een motte kan je dus een afgeplatte heuvel noemen. In het begin was een mottekasteel van hout gemaakt. Vanaf de dertiende eeuw werd met steen gebouwd.
Een mottekasteel had twee gedeelten: een opperhof/upperhof of hoofdburcht en een neerhof. Het neerhof was meestal de hoeve die zorgde voor de bevoorrading van de hoofdburcht en waar de handel plaatsvond. Je had daar de nutsvoorzieningen, zoals stallingen, schuren of een kapel. Het neerhof was het dagelijkse leven.
Beiden waren meestal gebouwd op een verhoging en omgeven door grachten, wallen, houten pallisades of stenen muren. De hoofdburcht, het kasteel of de donjon stond op de hoogste heuvel. Vaak had een mottekasteel een toren.
Soms werd de donjon enkel als noodverblijf gebruikt en was het dagelijkse woonhuis van de kasteelheer bij het neerhof gevestigd.
Mottekastelen kwamen in heel Europa voor: in Denemarken, het Heilig Roomse Rijk of de Atlantische kust. Een mottekasteel was dus een geliefd bouwwerk onder de edelen en dat had een aantal redenen:
- de bouwmaterialen waren gemakkelijk te verkrijgen: aarde en hout vind je overal. Steen was wel duurder.
- een mottekasteel kon snel gebouwd worden, soms zelfs op enkele dagen.
Het oudste mottekasteel vind je terug op het tapijt van Bayeux uit de elfde eeuw.
Wat was de functie van een mottekasteel? #
Er bestonden verschillende mottekastelen: verdedigingsmottekastelen, aanvalsmottekastelen en mottekastelen die gewoon een residentiële functie hadden Meestal combineerden de mottekastelen al deze functies: zowel residentie, verdediging als aanvalsgericht.
Een mottekasteel was vooral de residentie van de heer, iemand van adel die vaak ook veel gronden in de omgeving bezat. Het was een statussymbool voo de heer want het tentoonstelde de macht van de kasteelheer. Wie kan er immers een mottekasteel optrekken?
Een mottekasteel was vaak defensief ingericht (het waren immers versterkte torens tegen vijandelijke indringers) en de verdediging bestond uit:
- private verdediging: het verdedigen van de heer van het mottekasteel
- publieke verdediging: het verdedigen van het grondgebied, het dorp, waarbij ook het onderwerpen van een gebied en het beschermen van een gebied vaak hand in hand gingen.
Soms waren er ook enkele voorburchten bij een mottekasteel.
Waar kan je nog voorbeelden van een mottekasteel zien? #
Dichtbij Lissewege vind je nog twee voorbeelden van dergelijke motekastelen of gebouwen op een mote:
- het kasteel van Uitkerke (deelgemeente Blankenberge)
- de woning van boederij ‘t Schottenhof in Dudzele
- het kasteel en de hoeve van Cleyhem in Zuienkerke
De gebouwen zijn echter niet meer origineel, maar van een later tijdstip (herbouw).
Hoe het kasteel van Lissewege eruit heeft gezien, weten we niet, maar misschien wel zoals het kasteel van Cleyhem met bijhorende hoeve in Zuienkerke.
Ook in Werken bij Kortemark heb je de Hogen Andjoen: een motteheuvel waarop ooit een mottekasteel stond.

Bron: Inventaris Onroerend Erfgoed
Waar lag het mottekasteel in Lissewege? #
Ik heb het al gedeeltelijk “verklapt”: in het Lisseweegs Upperhof was het mottekasteel gevestigd. Het kasteel, Upperhof of Hooghe Hooft, zoals het genoemd werd, stond op een “mote” die in de jaren zestig werd weggevoerd. Naast de hofstede van het schuttersgild lag een partij [= deel van een stuk land] genoemd “de Maet”. De Kasteeldreef liep er schuin doorheen tot aan de Kasteelpoort.
Enkele historische kaarten waar het kasteel op afgebeeld staat (andere kaarten kan je zien in het artikel in Rond de Poldertorens van Maarten Beckers)
Kaart Ferraris 1777 (toevallig of niet is het op het onderdeel nummer 13 Blankenberghe waarop Lissewege staat – wie wil weten waarom nummer 13 opvalt, lees dit blogartikel).

Link naar Ferrariskaarten. Meer over de Ferrariskaarten lees je hier.
Atlas der Buurtwegen (1841)

Link naar Atlas der Buurtwegen. Meer uitleg over Atlas der Buurtwegen vind je hier.
Vandermaelen kaarten (1846-1854)

Poppkaarten (1842-1879)

In de praktijk was de ingang van de oprijlaan van het kasteel, de Kasteeldreef, aan de start van de Pol D’Hondtstraat. Vandaar de reden dat men in de oude parochierekeningen leest: “… de kalseyde loopende van de Schotterye tot an de huelbrugghe…. “ . Van daar af liep de Kasteeldreef. Verderop liep de aardeweg langsheen de walgrachten van het Kasteel.
De parkeerplaatsen in de Stationsstraat langs de kant van het Upperhof liggen ook op een vroegere slotgracht, net als de huizen die na 1900 werden gebouwd.
Op de topografische kaart van het Ministerie van Openbare Werken uit de periode 1950-1970 zie je al de huizen die gebouwd zijn waar vroeger de slotgracht was van het kasteel, de site van de motte is nog vrij, net als het Upperhof dat nog moest aangelegd worden.

Het mottekasteel zelf zou tussen het Lisseweegs Upperhof en de Zeebruggelaan gevestigd zijn geweest, ter hoogte van het monument voor Julien Vandepitte (lees hier meer over Julien Vandepitte die aan de basis ligt van Radio Twee). Een gebouw van de oude boerderij kan je overigens nog zien in het Lisseweegs Opperhof.
In 1908 heeft de toenmalige landbouwer, Pol Antheunis langs de binnenwal van het mottekasteel knotwilgen gepland. Maar toen ze aan het planten waren, viel plots een spade in een diepe put. Het was een kelder die ontdekt was. Maar de geruchten dat een ondergrondse gang van de tempelies tussen het kasteel en de abdij van Ter Doest deden natuurlijk de ronde in het dorp. Wie weet?
In 1835 werd het kasteel afgebroken. In 1962 werden de laatste resten van de mote afgegraven. Er werd daarbij een aarden kannetje gevonden, vermoedelijk Duits aardewerk uit de vijftiende eeuw. Ik vraag me af waar dit kannetje gebleven is. Ook de grondvesten van het kasteel werden blootgelegd: deze bestonden uit moefen van meer dan 1 m dik.